Anne & Anne

    

Wat vooraf ging:

 

Bas, Annes stiefvader, heeft een andere baan gekregen en de familie verhuist naar Zeist. Anne vindt het vreselijk. Ze weet zeker dat ze haar vriendinnen vreselijk zal gaan missen.

Vanaf het moment dat Anne het nieuwe huis binnen komt, gebeuren er vreemde dingen. Wie is dat meisje op haar kamer dat zo sprekend op haar lijkt? In de dagen erna ziet ze haar vaker, maar soms  lost ze zomaar in het niets op… Is het een spookverschijning?

Na een poosje weet Anne haar angst te overwinnen en spreekt het meisje aan. Ze blijkt ook Anne te heten. Samen met haar vader en gehandicapte zusje woont ze in hetzelfde huis. Maar de twee families hebben geen weet van elkaar. Alleen de twee Annes kunnen met elkaar spreken. Ook kunnen ze de familieleden van de ander zien en horen, maar er geen contact mee maken.

Als Anne het aan haar moeder vertelt, gelooft die haar niet. Ze denkt dat haar dochter een soort vriendinnetje verzint omdat ze erg eenzaam is.

 

 

Weifelend blijft Anne boven aan de trap staan. Wat moet ze nu? Vanuit de huiskamer komen gedempte stemmen. Ze kan wel raden wat er over haar gezegd wordt, maar ze wil het toch horen. Voorzichtig begint ze de trap af te dalen. Ze is al bijna halverwege als ze schrikt van een doordringend gekraak. Met een bonzend hart blijft ze staan. Ze had het kunnen weten: de zesde tree van boven. Ze luistert scherp, maar haar moeder en Bas praten gewoon door. Terwijl ze haar voet van de tree afhaalt kraakt hij opnieuw. Beneden is het even stil. Zouden ze haar gehoord hebben? Maar dan begint Bas weer te praten. Nog voorzichtiger gaat ze verder. Met haar volle gewicht op de trapleuningen neemt ze de laatste paar treden. Dan staat ze in de gang. Ze sluipt naar de deur van de huiskamer en spitst haar oren.

‘Ze gaat helemaal op in haar eigen fantasieën,’ hoort ze haar moeder zeggen.

‘Ik begrijp het niet,’ zegt Bas. ‘Toen we nog in Den Haag woonden was er niets met haar aan de hand.’

‘Het is begonnen toen we hier kwamen wonen,’ zegt haar moeder.

Bas knikt peinzend. ‘Ik heb soms het gevoel dat Anne dingen ziet die jij en ik niet zien. Er hangt inderdaad een vreemde sfeer in dit huis. Het is of we niet alleen zijn. Het zal hier toch niet spoken?’

‘Hč, begin jij ook al?’

‘Ik probeer alleen maar een verklaring te vinden voor wat je me net vertelde. Dit huis is tenslotte oud. Wie weet wat er allemaal heeft plaatsgevonden voordat wij erin trokken.’

‘Praat geen onzin Bas. Spoken bestaan niet. Het is iets psychisch. Ik heb met Anja gebeld, je weet wel, die vriendin die verbonden is aan die psychologenpraktijk in Utrecht. Die zegt ook dat het niet normaal is. Ze zegt dat Anne aan waanvoorstellingen lijdt en ze heeft aangeboden om met haar te praten. Ik kan volgende week met haar langskomen.’

Op dat moment voelt Anne een wilde verontwaardiging opkomen. Terwijl ze bij Stijn was, heeft haar moeder achter haar rug om met die Anja gesproken. Ze gooit de deur open. ‘Als je maar weet dat ik niet naar een psycholoog ga!’ schreeuwt ze de kamer binnen stormend. ‘Ik ben niet gek!’

‘Niemand zegt dat je gek bent,’ probeert haar moeder haar te sussen.

‘Nee, je zegt het niet, maar je denkt het wel!’

Vanuit de keuken klinkt opeens een reeks piepjes.

‘Het eten is klaar,’ zegt haar moeder kortaf. ‘Komen jullie? En laten we alsjeblieft verder over dat meisje ophouden. Ik heb geen zin in verhitte discussies aan tafel.’ Ze wendt zich tot Bas. ‘Wil jij Timmie uit zijn box halen en in zijn kinderstoel zetten?’ vraagt ze. ‘Dan haal ik het eten uit de oven.’

Een beetje verloren blijft Anne midden in de kamer staan.

‘Je moeder is alleen maar bezorgd over je,’ zegt Bas, terwijl hij Timmie uit zijn box tilt. ‘Ze heeft het beste met je voor. Misschien zou je een keer met die psycholoog…’

‘Ik denk er niet over,’ zegt ze bits.

Bas loopt met Timmie naar de keuken. Anne volgt hem. De geur van eten heeft haar hongerig gemaakt. Beschermd door twee ovenhandschoenen zet haar moeder een dampende schotel op tafel.

‘Dat ziet er lekker uit,’ zegt Bas. Hij zet Timmie in zijn kinderstoel en bindt hem zijn slab voor.

‘Kom je ook aan tafel, Anne?’ vraagt haar moeder.

Zonder antwoord te geven gaat ze zitten.

‘Zal ik je opscheppen?’

‘Dat doe ik zelf wel,’ antwoordt ze nors. Ze wacht tot de anderen het eten op hun bord hebben en neemt dan zelf een schep van de lasagne. Ze heeft een stevige trek, maar met opzet neemt ze heel weinig. Ze ziet haar moeder kijken. Als ze er nu iets van durft te zeggen, kan ze de wind van voren krijgen!

Opeens ziet Anne de andere Anne de keuken binnenkomen. Daar heb je haar weer, wil ze zeggen, maar ze begrijpt dat het geen zin heeft. Ze zullen haar toch niet geloven en ze kan ook niet bewijzen dat de andere Anne echt bestaat.

‘Ik kwam net naar beneden en ik hoorde jullie praten,’ begint de andere Anne. ‘Dus jouw moeder denkt ook dat je gek bent.’

Even weifelt Anne of ze antwoord zal geven. Ach wat kan het me ook schelen, denkt ze. Dan denken ze maar dat ik gek ben. ‘Ze wil met me naar een psycholoog,’ zegt ze.

Bas kijkt verbaasd op. ‘Tegen wie heb je het?’

‘Tegen de andere Anne,’ zegt Anne kortaf. ‘Houd je er nou even buiten.’ Ze richt zich weer tot de andere Anne. ‘Ze heeft zelfs al een afspraak gemaakt,’ gaat ze verder. ‘Hoe vind je dat?’

De andere Anne haalt haar schouders op. ‘Bij mij is het idem dito met een sterretje. Mijn vader wil een afspraak maken met de huisarts. Hij wil dat die me doorstuurt naar een psychiater.’

‘Een psychiater?’ herhaalt Anne verschikt.

De andere Anne knikt. ‘Nog even en ik word opgesloten in een gekkengesticht.’

‘Dat zal je vader toch niet laten gebeuren?’

‘Anne, hou op!’ roept haar moeder opeens. Bas gebaart haar te zwijgen, maar Annes moeder negeert dat. ‘Die onzin heeft nu lang genoeg geduurd. Mijn geduld is op. Ik wil niets meer over dat meisje horen. Ze bestaat alleen in je fantasie. Ze…’

‘Ze staat hier vlak naast me,’ onderbreekt Anne haar, ‘tussen Bas en mij in.’

Bas schuift een beetje opzij en kijkt naast zich. ‘Ik zie niks,’ zegt hij.

‘Je kunt haar ook niet zien, en horen ook niet.’

‘En aanraken?’ Bas strekt tastend zijn hand uit, in de richting van de andere Anne. Anne kijkt er met ingehouden adem naar.

‘Ik voel niets,’ zegt hij.

‘Nee, maar je hand gaat nu wel dwars door haar heen.’

Schichtig trekt Bas hem terug. ‘Jasses,’ mompelt hij.

‘Laat je toch niet zo voor de gek houden,’ moppert Annes moeder. ‘Er is geen meisje. Het is er ook nooit geweest. Het zit allemaal in haar hoofd. Misschien is het zelfs wel een vorm van aandachttrekkerij.’

Terug naar beginpagina

Terug naar

12+ pagina