Een lange reis op korte pootjes

Greet Beukenkamp

Illustraties: Henk den Breems

Wat vooraf ging:

Het is gaan regenen. Dinky is koud en nat. Eindelijk komt hij bij een schuurtje waarvan de deur op een kier staat. Binnen ligt in een hoek een stapel aardappelzakken. Hij springt er bovenop en valt in een diepe slaap.

 

Hoe lang had hij geslapen? Dinky was wakker geworden, maar hij begreep niet waardoor. Hoewel het aardedonker was, wist hij direkt, waar hij zich bevond. De doordringend scherpe stank die hij eerder had geroken, was zo mogelijk nog sterker geworden en deed hem rillen van afschuw. Buiten regende het nog steeds en de wind was aangewakkerd. Het hele schuurtje kraakte en piepte in al zijn voegen. Een reden dus om toch maar hier binnen te blijven, besloot hij doezelig. Bovendien, zijn plekje was heerlijk warm. Dinky rolde zich nog een beetje verder op en wilde net zijn ogen weer dichtdoen, toen hij iets hoorde... een vreemd gepiep en een zacht geritsel klonken in de tegenoverliggende hoek. Hij spitste zijn oren en kwam voorzichtig wat uit zijn warme kuiltje omhoog. Dadelijk was het stil. Zijn haren gingen overeind staan. Hij voelde, dat hij niet alleen was in de schuur. Scherp speurend keken zijn ogen om zich heen, maar meer dan een paar vage omtrekken van onherkenbare voorwerpen kon hij niet onderscheiden. Daar was het geritsel weer. Dinky's oren draaiden alle kanten op om het minste geluidje op te kunnen vangen. Hij wist precies, waar ze zaten en dat het er meer dan één was, wist hij ook. Opnieuw klonk er gescharrel en opeens zag hij op korte afstand vier lichtjes die hem onbeweeglijk vanuit het donker aanstaarden. Wat waren dat? De afstotende stank drong nu in alle hevigheid zijn neus binnen. Zijn nekharen stonden als een borstel overeind en onwillekeurig kwam er een zacht gegrom uit zijn keel omhoog.

Plotseling kwam de maan tevoorschijn tussen de voortjagende wolken en scheen door een vuil raam naar binnen. Duidelijk zag Dinky nu de twee grote beesten die hem fel aankeken. Hun lange, kale staarten lagen in een grote krul over de grond en hun spitse snuiten met de zwarte kraalogen bleven onbeweeglijk op hem gericht. Strak bleven ze elkaar aankijken. Alleen het heen en weer klappen van de deur deed telkens een schokje door de beide dieren gaan, verder bleven ze zonder een beweging zitten. Het leek eindeloos lang te duren.

Dinky's pootjes werden moe. Hij wilde verder slapen. Wat deden ze hier eigenlijk in zijn schuur? Hij zou die kleine mormels wel eens wegjagen! Gespannen deed Dinky een paar stappen naar voren tot aan de rand van de stapel zakken. Diep vanuit zijn keel klonk een dreigend gegrom. Nauwelijks hoorbaar schoven de dieren wat naar achteren. Uit hun ogen schitterde niet alleen angst... er was ook iets anders in te zien, dat maakte, dat Dinky nog meer op zijn hoede was. Hij wachtte af. De beesten leken niet van plan om weg te gaan. Onafgebroken hielden ze hem in het oog. Hun stank was nu bijna onverdraaglijk en zo weerzinwekkend, dat Dinky de neiging kreeg om weg te lopen. Maar hij durfde zich niet om te draaien. Iets van binnen zei hem, dat zoiets levensgevaarlijk was. De enige manier om hen weg te jagen, leek Dinky door een hoop kabaal te maken. Hij deed een klein stapje naar voren en opende zijn bek al om hen eens goed de stuipen op het lijf te jagen met zijn geblaf, toen hij merkte, dat de bovenste zak van de stapel begon te glijden. En Dinky gleed mee. Even probeerde hij nog terug te krabbelen, maar een ogenblik later belandde hij met een plof op de grond.

Op dat moment vielen ze aan. Het kwam zo onverwacht, dat Dinky overdonderd was. Hij had al een flink aantal beten te pakken, voordat hij er zelfs aan dacht zich te verdedigen. Maar toen verweerde hij zich dan ook zo fel, dat na een minuut al een van de dieren de vlucht nam. Vanuit zijn ooghoeken zag hij, hoe het beest in een flitsende beweging in de richting de deur rende. Eén moment was zijn aandacht afgeleid. Het volgende ogenblik had het andere beest hem bij een oor te pakken. Dinky piepte schril. Wild schudde hij met zijn kop, maar dat veroorzaakte zo'n afschuwelijke pijn, dat alles even zwart werd voor zijn ogen. Hij voelde een enorme woede in zich opkomen. In een plotselinge rolbeweging liet hij zich opzij vallen, boven op het beest. Onder zich voelde hij een heftig gespartel en de tanden beten nog dieper in zijn oor. Dinky drukte uit alle macht zijn schouder in het kleine lichaam en hoorde een zacht kraken. Met één ruk trok hij zijn oor los. Een warm straaltje bloed liep langs zijn kop naar beneden. Dat maakte hem razend. Hij sprong met een grauw overeind en greep het beest achter zijn kop. Woest schudde hij het dier, dat kronkelde om los te komen, heen en weer. Hij schudde nog steeds, ook toen het allang niet meer bewoog. Verwezen liet hij het slappe lichaampje tenslotte op de grond vallen. Bij de deur hoorde hij een vaag geritsel. Toen hij opkeek, zag hij nog net hoe een lange kale staart om de hoek van de deur naar buiten sleepte. Hijgend stond Dinky nog een hele tijd voor zich uit te staren. Hij had nog nooit gedood. Hij wist niet goed, wat hij met het levenloze dier moest beginnen. Aarzelend snuffelde hij er nog even aan. Een vreemde bloedsmaak mengde zich met de smaak van zijn eigen bloed, dat hij ongemerkt van zijn lip af had gelikt. Traag liep Dinky achteruit, tot hij met zijn achterste tegen de stapel zakken aankwam. Met een sprong belandde hij er weer bovenop en zuchtend liet hij zich in zijn nog warme kuiltje zakken.

Tot aan de ochtendschemering lag Dinky voor zich uit te kijken. Hij sliep niet. Zelfs aan zijn verwondingen besteedde hij geen aandacht.

Terug naar

 9+ pagina

Terug naar beginpagina