Al het water van de zee Greet Beukenkamp Omslagillustratie: Marianne Beukenkamp |
Terug naar 12+ pagina |
Terug naar beginpagina |
‘Zullen we gaan zwemmen?’ Dennis sprong op. ‘Even afkoelen.’ Ron trok de tulband van zijn hoofd en stond ook op. ‘Mijn idee,’ zei hij. Hij porde Bert die op zijn buik op zijn badlaken lag met zijn teen in zijn zij. ‘Kom op spliterwt, we gaan zwemmen.’ Bert bleef onbeweeglijk liggen. ‘Ik heb geen zin, gaan jullie maar,’ mompelde hij slaperig. ‘Nou dan niet. Ga je mee, Dennis?’ Ron begon alvast in de richting van de zee te lopen. Het mulle zand was heet onder zijn voeten. Al gauw kwam hij op het natte gedeelte dat lekker koel aanvoelde, maar hier prikten de scherpe schelpenranden weer in zijn voetzolen. Dennis voegde zich bij hem. Hij zei niets. Ze waadden door het lauwwarme water van een door de eb achtergelaten binnenmeertje. Het leek wel badwater. Vervolgens staken ze een hoge zandbank over. De zee was grijs en blak. Lusteloos rolde de branding het strand op. Het klonk anders. Helderder. Bij iedere golfslag was het schurende geluid van schelpen over het zand te horen. De zon stak. Toch was de felheid van het licht minder. Het leek door een waas van mist heen te schijnen. Door zijn wimpers zag Ron dat zich een vreemde krans van kleuren rondom de zon had gevormd. Net een regenboog. Die was er vanmorgen nog niet. Ron liep het water in. Een golf spoelde koel over zijn voeten. ‘Lekker fris,’ zei hij. Dennis gaf geen antwoord, maar keek langs hem heen over het water. Ron volgde zijn blik. ‘Hé, de Sprinkhaan is ook in zee,’ zei hij. ‘Dat mag wel in de krant.’ Ivo stond tot aan zijn zwembroek in het water met zijn rug naar hen toe. Telkens als er een golf aan kwam, spande zijn hele lichaam zich en het leek wel of hij op zijn tenen ging staan. Plotseling gleed er een grijnslachje over Rons gezicht. ‘Zal ik hem eens laten schrikken met mijn voorstelling van de witte haai?’ Hij gebaarde naar Dennis dat hij moest blijven staan. Zelf begon hij van achteren naar Ivo toe te waden. Toen hij ongeveer tien meter van hem vandaan was, liet hij zich voorzichtig voorover zakken en zwom zo geluidloos mogelijk dichter en dichterbij. Nog eenmaal haalde hij diep adem, toen verdween hij onder water. Het zicht was nauwelijks een meter. In de groene onderwaterwereld deden de stralen van de zon de door de golven opgewoelde zandkorrels glinsteren. Plotseling doemden voor hem twee bleke benen op. De voeten waren diep in het zand weggezakt. Het leek of Ivo in de zeebodem wortel had geschoten. Met een krachtige armslag schoot Ron naar voren precies tussen de twee benen. Het volgende ogenblik voelde hij hoe Ivo met een klap op zijn rug terecht kwam. De lucht werd uit zijn longen geperst en hij opende verschrikt zijn mond, maar sloot hem meteen weer. De hap zout water slikte hij met een heftige beweging door. Hij kreeg het benauwd en worstelde om onder het gewicht uit te komen. Opnieuw kwam er water zijn mond binnen. Tegen zijn schouder voelde hij opeens de harde trap van een voet. Toen was hij vrij. Hij schoot naar de oppervlakte en hoestend en naar lucht happend kwam hij boven. Het eerste dat hij hoorde was de harde hatelijke lach van Dennis. ‘Was die witte haai toch mooi bijna verzopen!’ zei hij honend. Het maakte Ron woest. Toen hij wat op adem was gekomen zag hij Ivo op een paar meter afstand met druipende haren naar hem staan kijken. ‘Ik kon er niets aan doen,’ stamelde hij, ‘ik zag je niet daar onder water en toen viel ik bovenop je.’ ‘Ja, dat zal wel,’ antwoordde Ron. ‘Ga jij nou maar gauw zwemmen, dan loop je niet in de weg.’ Toen hij zich weer naar Dennis omdraaide zag hij de minachtende blik in zijn ogen. Ron keerde zich weer naar Ivo. ‘En vergeet niet om te verzuipen!’ riep hij hem achterna. ‘Niemand zal je missen!’ |
Wat vooraf ging: Een 2 HAVO-klas gaat op schoolkamp naar Terschelling. Wat een gezellige week had moeten worden, draait uit op een drama. Een groepje jongens verpest de sfeer met allerlei treiterijen waar Ivo meestal het slachtoffer van is. |